De paradox van het moderne werk

Weblog

De paradox van het moderne werk

Op 15 januari verscheen het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) waarin gekeken wordt naar de huidige stand van zaken en de toekomst van werk in Nederland.

Intensivering van het werk

Je zou denken dat het werken en leven in het postindustriële tijdperk door de technologisering een stuk relaxter is geworden. Geen zware arbeid meer onder slechte omstandigheden. De praktijk is toch iets anders. Bijna de helft van de werkenden in ons land ervaart gebrek aan autonomie, 17,5 procent van de werkenden kampt met burn-outklachten (2018), 38 procent zegt vaak of altijd hard te moeten werken om het werk af te krijgen en 10 procent vindt het werk emotioneel zwaar. Kortom: het werk is fysiek minder zwaar, maar we werken harder en onder hoge druk. Er is sprake van een intensivering van het werk.

Flexibilisering van het werk

Een derde ontwikkeling die de WRR signaleert is de flexibilisering van werk, een ontwikkeling die van grote invloed is op de toekomst van werk. Op dit moment heeft inmiddels 36 procent van de werkenden geen vast contract. Er zijn ruim 2 miljoen tijdelijk werkenden, oproep- en uitzendkrachten en ruim 1,1 miljoen zzp’ers. Deze ontwikkeling leidt tot een andere verantwoordelijkheidsrelatie tussen werkgevers en werknemers en tot stress en onzekerheid bij veel werknemers.

De WRR komt met aanbevelingen voor goed werk op basis van drie belangrijke condities van werk:
Grip op geld: goed werk betekent voldoende financiële zekerheid in verhouding tot anderen en op de lange termijn.
Grip op werk: goed werk kent een zekere vrijheid, waarbij een beroep wordt gedaan op onze capaciteiten en sociale relaties worden onderhouden.
Grip op leven: goed werk biedt voldoende tijd en ruimte om het te combineren met zorgtaken en privéleven.

Een greep uit de concrete aanbevelingen die de WRR in dit verband noemt: meer aandacht voor persoonlijke (loopbaan)begeleiding, versterk de positie van werkenden binnen arbeidsorganisaties, zorg voor langdurige, collectieve betaalde verlofregelingen voor zorg en meer zeggenschap over arbeidstijden.

Wie is er verantwoordelijk?

Wie moet er voor zorgen dat de aanbevelingen worden gerealiseerd? De WRR zegt hierover: de primaire verantwoordelijkheid ligt bij de bedrijven en instellingen, gesteund en gestimuleerd door o.a. brancheorganisaties en sociale partners. Daarnaast draagt de overheid bij door het investeren van publiek geld en het zorgen voor handhaving van de wet- en regelgeving van goed werk. Ook kan de overheid als grote werkgever in haar personeelsbeleid het goede voorbeeld geven.

Kijk voor het volledige rapport op de website van WWR. 

“Op basis van 25 jaar ervaring
en een eigentijdse visie op studiekeuze
hanteert Videre een unieke studiekeuze methodiek”